Rijksarchief in België

Ons collectief geheugen !

FR | NL | DE | EN
Menu

Archiefruimten inrichten

Kleine letters  Normale letters  Grote letters

Archiefruimten en archiefbewaarplaatsen moeten aan bepaalde voorschriften voldoen, om risico’s zo veel mogelijk te beperken.

Aan welke eisen moet een archiefruimte en archiefbewaarplaats voldoen?

  • In een archiefruimte wordt semi-dynamisch archief bewaard, dat al dan niet bestemd is om op termijn overgebracht te worden naar het Rijksarchief.

    De minimale vereisten voor archiefruimten (ook voor serverlokalen en datacenters) zijn vastgelegd bij ministerieel besluit. Hieronder vind je een overzicht van de ideale bewaaromstandigheden, deels uit het besluit, deels aanvullend.
     
  • In een archiefbewaarplaats wordt statisch archief bewaard, dat bestemd is voor permanente bewaring.

    De vereisten voor deze bijzondere archiefruimten zijn strenger, maar enkel het Rijksarchief en andere instellingen die veel statisch archief bewaren, moeten eraan voldoen. De bijkomende vereisten voor archiefbewaarplaatsen (niet bepaald in een besluit) worden hieronder per onderwerp toegelicht.
     

Onderstaande voorschriften zijn van toepassing op archiefruimten voor alle soorten dragers, dus op analoog en digitaal archief, tenzij anders vermeld.

 

Algemeen

  • De archiefruimten moeten zodanig ingeplant, gebouwd en ingericht worden dat het risico op aantasting van de informatie te wijten aan externe factoren zoals weersomstandigheden, aardbevingen, overstromingen, brand, ontploffingen, elektromagnetische velden, vervuiling, knaagdieren en insecten zo klein mogelijk is.
  • Vaak is de terbeschikking­­stelling van een bestaand gebouw of van een perceel bouwgrond van doorslag­gevend belang. Toch moet elk voorstel met zorg bestudeerd worden en moet zo nodig aan de bestuurder(s) gesignaleerd worden dat er aan een bepaalde site gevaren of nadelen verbonden kunnen zijn.

Ligging van het gebouw

Omgeving Het gebouw mag niet gelegen zijn in een risicogebied; met bijzonder brand- of overstromings­gevaar, extreme luchtvervuiling of risico op industriële ongevallen.
Bodem Een stevige bodem is nodig om de soms tonnen archiefbescheiden te kunnen dragen.
Toegankelijkheid

Het gebouw moet toegankelijk zijn voor vrachtwagens, voor de aan- en afvoer van archieven.

Archiefbewaarplaatsen moeten bovendien gemakkelijk toegankelijk zijn voor het publiek.

Tip: op www.seveso.be kan je controleren of de archiefruimte in de onmiddellijke omgeving ligt van een bedrijf dat activiteiten ontplooit op het vlak van de behandeling, de productie, het gebruik of de opslag van gevaarlijke stoffen.

Inplanting van de archiefruimte(n)

Benodigde ruimten

Er moeten archiefruimten voorzien worden voor elk type informatie en gegevensdrager dat je zal bewaren.

Archiefbewaarplaatsen kunnen ook behoefte hebben aan ruimten voor:
  • Archiefbeheer: lokalen voor het ontvangen en eventueel in quarantaine houden van archief (best aanpalend bij het laadperron) en voor het schoonmaken, ontsmetten, verpakken en, indien vereist, acclimatiseren van archief (best in de buurt van de leeszaal).
  • Personeel: kantoren en andere faciliteiten zoals sanitair, eventueel klasseerzalen en gespecialiseerde ateliers (niet te ver van de archiefruimten, voor het gemak, maar ook niet te dichtbij, voor de brandveiligheid).
  • Bezoekers: een onthaal, een inkomhal, een vestiaire, sanitair, één of meerdere leeszalen (niet te ver van de archiefruimten, voor het gemak, maar ook niet te dichtbij, voor de veiligheid) of desnoods een rustige, bewaakte plek in de kantoren van de instelling, eventueel tentoonstellingsruimten, auditoria of vergaderzalen en een ontspanningsruimte of cafetaria.
Inplanting in het gebouw

Richt de stookplaats en eventuele opslag van de brandstofvoorraad in op een veilige afstand van de archiefruimten (en personeels- en publieksruimten).

Bouwtechnische kenmerken

Stevigheid

Er is een stevige constructie van gewapend beton nodig met een draagkracht van:

  • Voor papieren archief: minstens 7,5 kN/m2 voor ruimten met vaste rekken en een maximale hoogte van 2,2 m, en van 15 kN/m2 voor ruimten met verrijdbare rekken en een hoogte van 2,2 m.
  • Voor ander archief: afhankelijk van de aard van het archief en van een maximaal gebruik van de beschikbare opslagruimte.

De vervorming van de vloer mag de aanvaardbare grens die geldt voor dat type vloer niet overschrijden.

Tipprobeer bij bestaande archiefruimten te achter­halen of er een bouwtekening bestaat, om deze punten makkelijker te kunnen aftoetsten.

Materialen

De bouw- en afwerkingsmaterialen mogen bij veroudering geen deeltjes, dampen of gassen afgeven die schadelijk kunnen zijn voor de archiefdocumenten.

Ze moeten ook zodanig gekozen worden dat ze geen brandverspreiding in de hand werken en ingeval van oververhitting of brand zo weinig mogelijk schadelijke of irriterende stoffen, rook of roet afscheiden.

Tip: schakel de gebouwen­verant­woor­delijke van je organisatie in voor de beoordeling van de meer technische aspecten van de archief­ruimte.

Vensters

Deze worden bij voorkeur vermeden en anders verduisterd met een vast scherm of een verplaatsbaar systeem (bv. rolluiken) om directe lichtinval te verhinderen.

Ze zijn zeker te vermijden in lokalen waar audiovisuele media zoals filmtapes bewaard worden.

Ze mogen niet gebruikt worden voor verluchting.

In archiefbewaarplaatsen zijn vensters niet toegestaan in de archiefruimten omwille van mogelijke licht­schade door ultraviolette straling, de inbraakveiligheid, de brandveiligheid en de klimaatregeling in de archiefruimten, die door vensters bemoeilijkt wordt. Bij het inrichten van archiefruimten in een bestaand gebouw moeten de nodige aanpassings­werken gedaan worden.
Vloeren, wanden
en plafonds

Deze moeten van steenachtig materiaal, waterdicht en glad afgewerkt zijn, zodat ze geen stof aantrekken en gemakkelijk te reinigen zijn, dus geen linoleum, tapijt, hout, behang...

Server- en datalokalen moeten een verhoogde antistatische vloer hebben voor een betere luchtcirculatie.
Waterdichtheid

De binnenzijden van de wanden van de archiefruimten mogen nooit condensatie vertonen, ongeacht de weersomstandigheden.

Archiefbewaarplaatsen in (mogelijk) overstromingsgevoelig gebied (maximaal te vermijden!) of die 3 m onder het maaiveld liggen, moeten water­dicht uitgevoerd zijn (met inbegrip van deuren, doorvoeringen van kabels, leidingen en ventilatie- en luchtbehandelingskanalen) en voorzien zijn van water­melders en waterpompen met een voldoende capaciteit, aangesloten op een onafhankelijke nood­stroom­voorziening.
Kabels, leidingen
en kanalen

Deze zijn bij voorkeur in opbouw uitgevoerd, dus niet weggewerkt in de muur.

Ze mogen enkel dienst doen voor die (of dat compartiment van de) archiefruimte, met uitzondering van voorzieningen voor brandbestrijding. Boven of in nabijheid van de archiefdocumenten mogen geen buizen of leidingen lopen voor water of andere vloeistoffen (wegens het risico op lekkages en oppervlaktecondensatie).

Server- en datalokalen moeten bovendien voorzien zijn van:
  • een aangepaste elektrische voeding
  • een ononderbroken stroomvoorziening (Uninterruptible Power Supply of UPS), die de informaticasystemen op een veilige manier kan uitschakelen
  • een aangepast koelsysteem in redundante uitvoering en met noodstroomvoorziening om de temperatuur en luchtvochtigheid stabiel te houden.
  • een automatisch lekdetectiesysteem voor zones met een risico op lekkages of oppervlaktecondensatie

Binnenklimaat

Algemeen

Een stabiel binnenklimaat is belangrijk om degradatie van archief tegen te gaan.

  • Het gebouw moet ingeplant en ontworpen zijn volgens de bouwtechnische voorschriften.
  • Er moeten thermometers en elektronische hygrometers geïnstalleerd worden en er moet regelmatig gecontroleerd worden of ze nog correct werken.


Tipvermijd abrupte schokken in de temperatuur of de luchtvochtigheid, bijvoorbeeld door deuren niet langer dan nodig open te laten staan.

Server- en datalokalen moeten een afzonderlijke klimaatbeheersingsinstallatie hebben.
Temperatuur en luchtvochtigheid

De temperatuur en luchtvochtigheid moeten zo veel mogelijk constant gehouden worden.

  Temperatuur     Luchtvochtigheid   
  • Papier, was, leer, textiel en hout
18 °C ±2°C* 45% ±10%*

*Zie punt 10 van artikel 3 van
het MB voor meer details.

  • Perkament
16 °C ±2°C 45% ±10%
  • Zwart-wit foto’s op glas
18°C 30-40%
  • Zwart-wit foto’s op papier
18°C 30-50%
  • Zwart-wit foto’s op polyesterfilm
21°C 20-50%
  • Zwart-wit foto’s op nitraatfilm
2°C 20-30%
  • Zwart-wit foto’s op triacetaatfilm
2, 5 of 7°C, in
functie van de
vochtigheid

Bij 2°C: 20-50%
Bij 5°C: 20-40%
Bij 7°C: 20-30%

  • Kleurenfoto’s op Cibachroom of Polaroïd papier
18°C 30-50%
  • Kleurenfoto’s op chromogeenpapier
2°C 30-40%
  • Kleurenfoto’s op triacetaat- of polyester film
2°C 20-30%
  • Optische schijven (cd-rom’s, dvd’s…) en magnetische dragers, zoals audiovisuele banden (audiocasettes, videobanden…) en computerschijven (hdd) zonder aangesloten voeding
18°c ±1°C 35% ±5%
  • Digitale dragers met aangesloten voeding (server- en datalokalen)
18°C 35% ±5%


Tip: in de brochure Fotoarchief. Praktische aanbevelingen voor bewaring en beheer vind je meer informatie over het conserveren van foto’s.

Ventilatie

Ventilatiesystemen en klimaatbeheersingsinstallaties moeten met filters uitgerust worden zodat er geen water, vuil of ongedierte in de ruimte kan doordringen.

De archiefruimten zijn voorzien van een mechanisch ventilatiesysteem conform de norm NBN EN 13779, dat een goede luchtvermenging waarborgt zodat overal in de omgeving een uniforme vochtigheidsgraad heerst.

De minimale filterklasse (norm NBN EN 779) is:

  • Voor archiefruimten voor papieren archief: F7
  • Voor archiefruimten voor optische en magnetische dragers: F8
  • Voor archiefruimten voor andere dragers: aangepast aan de drager


De aanvoer van gefilterde verse lucht laat toe om minstens tweemaal per etmaal het luchtvolume van de archiefruimte te vernieuwen (een ventilatievoud van 0,1 tot 0,2 of een aanvoer van 10 tot 20% buitenlucht per uur) en om de aanwezigen gezonde verse lucht te verschaffen overeenkomstig de geldende normen en reglementeringen.

De concentraties fijn stof en schadelijke gassen in de ruimten moeten beperkt worden; de luchttoevoeropeningen zijn gelegen in buitenzones die zo min mogelijk vervuild zijn.

Tip: op de website www.irceline.be van de Intergewestelijke cel voor het Leefmilieu (IRCEL) vind je meer informatie over de concentraties van deze stoffen.

Archiefbewaarplaatsen:
  • De klimaat­installatie is bij voorkeur zodanig ontworpen dat deze zowel voor de archiefruimten afzonderlijk als voor elk compartiment afzonderlijk geregeld en bijgestuurd kan worden.
  • De inkomende, verse en gerecirculeerde lucht wordt gefilterd tot verwijdering van 60-80% van stofdeeltjes met een diameter van 0,5 μ of meer, gemeten ten opzichte van de buiten­lucht.
  • De inkomende lucht moet ook gezuiverd worden van schadelijke zwavel­dioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx), ammoniak (NH3) en ozon (O3) op locaties met hogere concentraties, bijvoor­beeld op plaatsten met druk wegverkeer.

Brandveiligheid

Preventie

Het is belangrijk dat de archiefruimten op toereikende wijze tegen elke mogelijke vorm van brandgevaar beveiligd worden conform de geldende wetgeving, de regels van goed vakmanschap en de adviezen van de territoriaal bevoegde brandweer.

Het gebouw moet voorzien zijn van bliksemafleiders, conform de norm NBN EN 62305. Alle binnenkomende leidingen worden uitgerust met een potentiaalvereffening, met bescherming tegen directe blikseminslag en een overspanningsafleider.

Detectie

Er moet een branddetectiesysteem zijn overeenkomstig de norm NBN S21-100 (en addenda) om het vuur in een vroeg stadium te ontdekken.

Schadebeperking

Archiefruimten mogen geen compartimenten hebben die groter zijn dan 200 m2, tenzij ze uitgerust zijn met een automatisch blussysteem op basis van gas, met watermist of door een droog sprinkler-systeem met pre-action. (Het archief moet dan aangepast verpakt zijn.)

De wanden (verticaal en horizontaal) moeten een brandweerstand hebben van 1u (EI 60), zoals bepaald door norm NBN EN 13501-2.

De bekleding van wanden, zolderingen en vloeren moet beantwoorden aan reactieklasse C-s2, d2 (wanden), C-s2, d0 (plafond) en CFl-s2 (vloer), zoals bepaald volgens norm NBN EN 13501-1.

De toegangsdeuren tot de lokalen moeten automatisch sluiten (bij een brand) en een brandweerstand hebben van een half uur (EI1 30).

De brandweerstand van de bouwelementen mag niet beïnvloed worden door doorvoeringen (zoals door buizen voor elektriciteit of vloeistoffen, ventilatiekanalen en schouwen) of door zwakke punten (zoals dilatatievoegen, schakelaars, stopcontacten en verlichtingsarmaturen).

Voor server- en datalokalen zijn een doeltreffende brandbeveiliging en een automatisch blussysteem op basis van watermist of inert gas verplicht (eventueel aangevuld met CO2-blustoestellen).


Tip: branddeuren kan je herkennen aan de labels op de zijkant van de deur, langs de zijde van de scharnieren. Het cijfer op het label geeft de brandweerstand (resistance to fire) in minuten aan.

Inbraak- en diefstalbeveiliging

  • Het gebouw moet inbraakveilig ontworpen zijn, met voldoende controle op de toegang tot het gebouw en de archiefruimten, bijvoorbeeld door het afsluiten van de toegangsdeuren of door de installatie van een inbraakalarmsysteem, badge­systeem en/of camerabewaking, zeker wanneer er privacygevoelige of belangrijke financiële stukken worden bewaard.
  • De toegangsdeuren van de archiefruimten moeten inbraakwerend zijn en minstens behoren tot klasse 2 volgens de norm NBN EN 1627.
  • Spreek binnen de diensten duidelijk af wie toegang heeft tot de archiefruimte en vermijd rondslingerende sleutels of toegangsbadges.
In archiefbewaarplaatsen met een leeszaal moet deze ook beveiligd worden, door de aanwezigheid van leeszaalpersoneel, de installatie van camerabewaking, de afzonderlijke opslag van nog te raadplegen archief en/of de inperking van het door bezoekers mee te brengen materiaal.

Inrichting

Bestemming

Archiefarchiefruimten zijn uitsluitend bestemd voor de bewaring van archieven.

Vermijd dat archiefruimten gebruikt worden voor de bewaring van materialen en apparaten die het klimaat nadelig kunnen beïnvloeden, verontreiniging kunnen verspreiden, brandgevaar kunnen veroorzaken of insecten of micro-organismen kunnen aantrekken. Werkplekken, kopieermachines, papierversnipperaars, voorraden kantoorartikelen, oude meubels en computers zijn uit den boze.

Ook afval, rommel, etenswaren, drank en opslag van kantoormateriaal zijn in elk type archiefruimte te vermijden.

Archieftypes die een verschillend binnenklimaat vragen, worden bewaard in een afzonderlijk archiefruimte.

Server- en datalokalen worden ook enkel voor die bestemming gebruikt. De informaticasystemen die gebruikt worden voor de bewaring van digitale archieven moeten gemarkeerd worden als archief.
Indeling van de archiefruimten

De archiefruimten moeten ruim genoeg zijn om alle archieven gedurende de termijnen vastgesteld in de selectielijsten (wettelijke en administratieve termijnen) te bewaren. Hou rekening met de toekomstige archiefaangroei.

Tip: bereken de magazijnen op de verwachtte groei door het aangroeiritme van de vijf laatste jaren te berekenen en dit getal vervolgens te extrapoleren voor de komende 20 tot 30 jaar. Hou ook rekening met de eventuele overbrengingen van archief die wegens plaatsgebrek uitgesteld zijn én met het feit dat de informatisering van werkprocedures niet noodzakelijk tot gevolg heeft dat het aantal papieren documenten daalt.

De archiefstellingen worden zodanig opgesteld dat er voldoende bewegingsruimte is voor het personeel, voldoende ruimte voor de luchtcirculatie en dat ze de buitenmuren niet raken.

Ideaal zijn minimum 80 cm brede looppaden tussen de rekken, minimum 150 cm brede circulatiegangen en minimum 50 cm brede vluchtpaden tussen de (uiteinden van de) rekken en de muren.

Tip: teken bij het ontwerp van een nieuw gebouw eerst de inplanting van de archief­stellingen uit en ontwerp het gebouw eromheen. Teken bij de ingebruikname van een bestaand magazijn eerst uit hoe de ruimte zo efficiënt mogelijk ingericht kan worden. 

Kasten

Voor papieren archief:

  • Vaste of verrijdbare archiefstellingen.
    • Verrijdbare archiefstellingen vereisen en investering, maar kunnen de capaciteit van een archiefruimte met zo'n 30% vergroten.
    • Kies in dat geval bij voorkeur:
      • een handmatig systeem, omwille van de eenvoud in onderhoud en de veiligheid
      • een open of opengewerkte achterkant om de luchtcirculatie te bevorderen en het ontstaan van een schadelijk microklimaat te vermijden (of anders een kleine afstand tussen twee stellingen in gesloten toestand).
  • De archiefstellingen moeten sterk genoeg zijn om het gewicht te kunnen dragen en zijn bij voorkeur van metaal. Hout en kunststof houden een groter brandgevaar in en kunnen bovendien schadelijke gassen uitstoten. Hout verhoogt ook het risico op schimmels, insecten e.d.
  • De afstand tussen de inhoud van de bovenste plank en het plafond bedraagt bij voorkeur minimum 30 cm, de afstand tot de deurkozijnen en andere doorvoeringen door brandwerende wanden minimum 50 cm.
  • Kies voor archiefstellingen met in de hoogte verstelbare legborden, zodat de kasten optimaal benut kunnen worden.
  • Het gebruik van kasten voor de hangende berging van grote formaten wordt afgeraden omdat de archiefbescheiden door hun eigen gewicht kunnen plooien of scheuren.
     
In archiefbewaarplaatsen moeten mogelijk kasten voorzien worden om charters, kaarten, tekeningen en andere kwetsbare archieven of materialen van groot formaat vlak op te bergen.


Voor magnetische tapes:

  • Plaatstalen kasten met deuren en een achterwand.
  • De kasten moeten geaard zijn.
     

Voor dragers met aangesloten voeding​:

In server- en datalokalen: standaard 19" racks.
Verlichting

Idealiter 200 lux op vloerniveau en maximaal 75 microwatt per lumen UV-straling, met een uniformiteit U0 van 0,40.

Tip: plaats geen dossiers of documenten direct onder of naast verlichtingsarmaturen om lichtschade en brandgevaar te vermijden.

In server- en datalokalen: een gemiddelde lichtsterkte van 300 lux op vloerniveau, met een uniformiteit U0 van 0,60 en met een verblindingsgraad UGRL van 19.
Geluid In de lokalen mag het geluid van de installaties voor verwarming, ventilatie en klimatisatie bij nominaal regime het geluidsniveau en de frequentie van de NR50-curve niet overschrijden.

Reiniging

Het heeft weinig zin om over een goed uitgeruste archiefarchiefruimte te beschikken wanneer deze niet of onvoldoende gereinigd wordt. Stof en vuil trekken micro-organismen en insecten aan. Bovendien zijn ze een potentiële brandversneller.

  • Reinig enkele malen per jaar de vloeren en de lege archief­stellingen met behulp van vochtige doeken.
  • Reinig éénmaal per drie jaar de vloeren, de wanden, de archiefstellingen en de archiefdozen met behulp van een stofzuiger met HEPA (high efficiency particulate air)-filter.
  • Reinig vaker indien nodig, bijvoorbeeld door een ruwe afwerking van de wanden.
  • Gebruik geen schoonmaakmiddelen met oxiderende stoffen, zoals chloor of bleekwater.

Vraag of opmerking?

Contacteer ons.

www.belspo.be www.belgium.be e-Procurement